Bijna elf jaar en geen zin meer in het leven…..

Delen:

Vlak voor je elfde verjaardag trof ik je aan op de zolder. Huilend, met één been uit het raam, zittend op de vensterbank, het raam wijd open. De stoep onder dit raam ligt 12 meter lager en je vroeg me of het diep genoeg was, om dood te vallen…..
Het werd koud om mijn hart.
Ik voelde dat jouw wanhoop echt was en je levenslust totaal weg was.

Eigenlijk zag ik dat al weken. Maar ik was vooral erg druk met het voeren van gesprekken.
Op school. Met jouw leerkracht, de IB’er, de directeur en met de interne pedagoog.
En daar liep ik steeds tegen een muur van onbegrip aan: “als hij maar wil/ als hij zijn best maar eens zou doen/ als hij thuis maar thuis laat/ als hij maar vraagt als hij hulp nodig heeft…”.
Het lag aan jou lieverd. Jij deed niet genoeg je best…. Vond men.

En oh, het lag ook aan mij, getuige de woorden van de directeur: ”Als u nou maar eens wat meer vertrouwen in ons zou hebben, dan komt het vanzelf goed!”. En de IB’er die opmerkte dat ik er vooral niet in mee moest gaan, “alle kinderen vinden school wel een poosje niet leuk, maar ja, het moet toch hè. Dus gewoon streng zijn en geen gezeur: naar school!”

Die middag begin december ’20 begreep ik dat ik moest stoppen met praten met al die mensen, die niet konden of wilden inzien, dat jij al vanaf de dag dat jij de kleuterklas in liep, knikkerhard je best had gedaan. Vreselijk hard je best had gedaan om je steeds maar weer aan te passen, te voegen, je stil te houden terwijl je vol vragen zat. Zeven jaar lang was je naar de basisschool gegaan, elke dag weer en vanaf je 6e werd jouw weerstand elke dag een pietsie groter. En je levenslust een pietsie minder.

Je lachte steeds minder, was steeds vaker opstandig, boos, in jezelf gekeerd.
Je creativiteit en speelplezier nam steeds meer af, eigenlijk speelde je alleen nog maar ‘oorlogje’.

Je enorme leefhonger, jij die altijd overal vragen over stelde en alles wilde weten of uitprobeerde; je sloot je af en wilde niets meer. Alles vond je stom, saai, te moeilijk of nutteloos.

Je speelde steeds minder met vriendjes, al had je gelukkig één hartsvriend met wie je vooral thuis toch nog wel een paar uurtjes wilde spelen.
Gamen werd steeds belangrijker voor je: dan kon je even wegvluchten en jezelf verdoven.

Begin december ’20 begreep ik dat ik mijn moederhart moest volgen:
Jij bleef thuis, voorlopig geen school voor jou. Want je was ziek van school.

En hemel, nog weken voerde ik bijna dagelijks gesprekken over jou, om steeds opnieuw uit te leggen dat je bore- en burnout was en een schooltrauma had opgelopen, wat gelukkig uiteindelijk ook bevestigd werd door de orthopedagoog).

Het boek ‘De intense reis’ van Marije van Eijk kwam op mijn pad en dat was precies wat ik nodig had: wat een herkenning, wat een steun en wat een troost haalde ik uit dat boek.

Over onze intense reis schrijf ik de volgende keer verder, wordt vervolgt dus.

Ilse Hartman
Delen: